…ben ik waarschijnlijk dood. Lichamelijk althans. Mentaal is er misschien nog een kans.
Gisteren viel ik in voor een vriendin tijdens een tennismatch. Dubbelspel. Die vriendin is overigens ergens rond de 70, met 45 jaar tenniscarrière – deels quasi in de ‘prof-liga’ – op haar palmares. Zij kon er wat van. En ze kan het nog steeds; tegen haar verlies ik zonder meer, met mijn zes jaartjes van ‘af en toe balletjes slaan’. Maar ik ben pas 50. Haar lichaam gaat al twee decennia langer mee. Ze ziet er – in ieder geval van achteren – uit als een dertiger. Strak, sportief, fit tot en met.
Maar ook zij is niets vergeleken bij een van de (nog) oudere dames waar ik gisteren tegen (en mee) speelde. Een fenomeen. Gespierde benen en een slagtechniek van heb-ik-jou-daar. Supersnel sprintte ze van hot naar her over de baan. Haar vlotte kapsel wapperde achter haar olijke gezicht aan. Een paar lachrimpels rond mond en ogen, meer niet. Bij iedere opslag siste ze iets van: “Ahh… yesss!” En ze haalde werkelijk iedere bal. Met haar 81 jaren. Ja, je leest het goed: éénentáchtíg! Bewonderenswaardig. En tegelijkertijd frustrerend. Neus op de feiten en zo.
Kwam ik aansukkelen met mijn vijftien kilo’s teveel, kapotte rug (chronische ISG-blokkade, kapotte wervels) en monster-brace om de rechterknie, omdat daarin de kniebanden en meniscussen zo goed als compleet ontbreken (kruisbanden kapot geskied, kniebotten gebroken, etc.). Dat ding moet, samen met kinesiologische tapes, de boel nu dus bij elkaar houden. Bij het bewonderen van de fitte oldie-madam was het laatste spoortje body positivity en tevredenheid met mijzelf in mij in één klap gekild.
Body positivity, pahh. Niks ‘iedereen is goed’! ZIJ was goed. Ik wat minder. En ik was nog wel juist begonnen aan een innerlijke crusade: met de overgang de zelfacceptatiefase in. Hoezee! Daartegen zeg ik geen nee!
“Je moet ’t jezelf gewoon waard vinden! Net als die troela van Andrélon!” riep de tachtigplusser vol elan. Ze bedoelde waarschijnlijk Claudia Schiffer. En l’Oréal. Maar Claudia heeft een stortvloed aan glanzend haar rond een perfect gezicht, soms tot op de billen van haar slanke, ranke lichaam. Ik heb pluizige piekhaartjes met gespleten punten. En een bolle kop boven mijn everlasting onderkin.
’s Avonds zat ik uitgeput als een leeggezogen vampiersslachtoffer op de bank en las ik Iris Houx’ column over het eeuwige met elkaar vergelijken. En over hoe je je gewoon goed genoeg zou moeten voelen, maar dat eigenlijk nooit doet. Verzinkende in al mijn body negativity, dacht ik: Ja! Spijker op z’n kop.
Maar. Dikke vette maar. Ik kan het óók anders bekijken. Ik ben nog steeds relatief gezond (al wacht ik nog tot de hondsdolheid toeslaat), ik tennis nog steeds zo’n twee, drie uur per week op een best aardig niveau. Ondanks die brakke knie, die kapotte rug en die kilo’s teveel. Ik fitness (als het me uitkomt). Ik doe bij tijden best zinvol werk en ik heb al best wat gepresteerd en gedaan in mijn leven.
En ik heb een toekomstdoel: op mijn eenentachtigste nog steeds een balletje over het net meppen, net als mijn 81-jarige idool, en met mijn lief wandelingen maken in het park. En samen op een bankje in de zon genieten van alles wat we nog hebben en kunnen. Ja, ik mag er wezen. Positief of negatief, who gives a shit. Kun je van veel andere dingen vandaag de dag niet meer zeggen.
