Ik heb een hekel aan oud. Dat komt vooral doordat ik mij, nu ik volop in de overgang zit, zelf zo voel. Oud. Stokoud zelfs. Het bestaan als verse vijftigplusser gaat mij niet in de kouwe kleren zitten. De lichamelijke gebreken stapelen zich op: psychische labiliteit en algehele krakkemikkigheid troef.
Ik heb reumatische verschijnselen, kapotte knieën en mijn ruggenwervels vertonen scheurtjes. Het gevolg daarvan staat al in de keuken: een kookkruk. Omdat ik niet meer zo lang kan staan. Dan kraak ik aan alle kanten en stort uiteindelijk in.
Ik lek – als in: opvliegerige zweetpartijen, gecombineerd met hoest- en sportincontinentie – en ik wankel. En als ik gezeten heb, moet ik eerst even ‘in de benen komen’, voordat ik mij weer enigszins soepel kan verplaatsen.
Als ik zo naar mijzelf kijk en luister, denk ik automatisch aan mijn auto. Die past perfect bij mij. Mijn wagen is ook een oudje, rijk aan gebrekkigheden. Bij elke hobbel in de weg kreunt hij van jewelste. De schokdempers kraken het uit. Met zijn bijna twintig jaren laat mijn krasse kar regelmatig ouderdomswinden in de vorm van onverbrande benzinedampen. Dit alles met name ’s ochtends vroeg, als de motor nog niet zo wil en de gewrichten en koppelingen nog wat kouwelijk zijn.
Kortom: wij lijken op elkaar. En net als mijn auto ben ik ben toe aan een total make-over. Toe aan ‘nieuw’. Het liefst zou ik alle onderdelen die het niet meer zo goed doen, vervangen door nieuwe. Nieuwe knieën, nieuwe rug, nieuwe ellebogen, nieuwe achillespezen. Oh, en zo’n glad weggetrokken onderkin. Een beetje uiterlijke vernieuwing mag ook wel. Dan word ik een soort van bionic woman. Ja, dat zie ik wel zitten.
Bij mijn auto is het al aardig gelukt. Die heeft inmiddels nieuwe schokdempers, filters, remmen, velgen, assen, noem maar op. Zelfs de sluiting van de achterklep is nieuw, want die blokkeerde regelmatig. Het enige nog niet ingewisselde onderdeel betreft zijn bonkend hart: de motor. Die doet het nog prima. Van buiten oud met hier en daar wat opgelapte stukken, van binnen zo goed als nieuw.
En dan denk ik: als zoiets bij een oude auto kan, dan moet dat bij mij toch ook wel lukken? Nieuw in een oud jasje is voldoende. Uiterlijk op mijn vijfenvijftigste ben ik dan vast wel klaar met refurbishen. Misschien lukt het zelfs volgend jaar al.
Na al dat oud, op naar nieuw.

Gevonden! Fijn om je weer te lezen!