
Vandaag 25 jaar geleden stierf mijn jeugdidool. Ik weet nog heel goed waar ik was op het moment dat ik het nieuws van zijn dood hoorde. Ik was nét wakker en zat rechtop op de keiharde slaapbank van ons eenkamerappartementje. De radiowekker was zojuist afgegaan en het 7-uur nieuws weerklonk.
“Österreichs größter Popmusiker Falco ist bei einem Autounfall ums Leben gekommen.”
Boem. Weg.
Ik kon het niet bevatten. En nu, een kwart eeuw later, eigenlijk nog steeds niet. Maar ja, hij zei het aan het begin van zijn carrière zelf al: “Enkel dode artiesten zijn goede artiesten. Die kunnen zich niet weren, maar leveren wel een hoop tantièmes op.”
Dat bleek wel op die fatale dag in 1998, toen hij in de Dominicaanse Republiek (waar hij destijds woonde), met een hoop alcohol en drugs in ’t bloed met zijn Jeep tegen een – veel te snel en op de foute weghelft rijdende – bus knalde. Praktisch op hetzelfde moment verscheen namelijk ook zijn nieuwste single Out of the Dark, waarop hij zelf overduidelijk zingt: “Muss ich denn sterben, um zu leben?”
Blijkbaar, want hij was vrijwel meteen een legende. Na zijn dood groeide Falco’s populariteit tot ongekende hoogtes.
Over krap twee weken, op 19 februari, zou hij 66 zijn geworden. Hij werd maar 40. Maar in die tijd heeft hij wel twee levens geleefd. Het leven van de “exaltierte” (verheven), extroverte, geniale, maar met enige alcohol op ook behoorlijk arrogante Falco, en dat van de teruggetrokken, charmante, zachtaardige, enigszins verlegen en nuchtere Hans Hölzel.
Twee levens met slechts één abrupt einde.
It’s all over now, Baby Blue.