Meer. Sneller.
Beter. Perfect.
Ontwikkelen. Presteren.
Verbeteren. Excelleren.
Steekwoorden die onze prestatiemaatschappij tot in de puntjes kenmerken. Ja, natuurlijk moet je jezelf af en toe een beetje kietelen en soms eens een nieuw doel stellen, maar als samenleving zijn we onderhand toch wel lichtelijk doorgeslagen qua succesdwang en de nood om uit te blinken.
Alles moet perfect en excellent zijn. Op school, op je werk, qua sport en hobby’s. Beloning en erkenning krijg je enkel nog als je bovengemiddelde prestaties levert en de verwachtingen nooit aflatend blijft overtreffen. Gewoon leveren wat moet, beloftes waarmaken en simpelweg voldoen aan verwachtingen, dat is allang niet meer voldoende. Dat staat slechts gelijk aan “minder dan de concurrentie”, een situatie waarin je – in het positiefste geval – slechts nog wordt genegeerd. Je blijft immers achter bij je werkelijke capaciteiten…
Nee, succes en voldoening vind je enkel en alleen nog maar als je continu blijft leren, verbeteren en excelleren. Als je blijft streven naar absolute perfectie. Alles wat nét iets minder is, is niets meer waard.
En zo leven we inmiddels in verplichte mindfulness met betrekking tot onze vermogens en in algehele bewustwording van onszelf. Maken we tests enkel nog om tienen te halen. Stomen we onze peuters en kleuters al klaar voor hun Cito-toetsen. Geven we op LinkedIn onze dankbaarheid weer over het feit dat we ons weer eens uit de naad ‘mogen’ werken voor wéér zo’n ‘fantastisch mooi project’. Waar je een schurfthekel aan hebt.
Ellebogenwerk? Dat was ooit, in de goeie ouwe tijd. Nu kwakken we onze tegenstanders gewoon met een – liefst zelfsturende – heftruck in de berm. En eventuele kritische medestanders ernaast. 24/7 ‘unique success’ is key. Voor minder doe je het niet meer.
Hoe fout. Hoe slopend. En hoe sneu, ook. Want het leidt enkel tot stelselmatige ontevredenheid met alles wat gewoon prima en goed genoeg is. Ontevredenheid met het gewone, doorsnee leven. Slimmer, mooier en succesvoller betekent immers gelukkiger? Gelukkiger dan wie? De continue vergelijking met anderen zorgt er slechts voor dat we onszelf ononderbroken onderwaarderen.
Waar zijn we dan in godsnaam mee bezig? Wie heeft dit hamsterwiel der concurrentie überhaupt bedacht? Wie heeft bepaald dat ‘gewoon goed’ allang niet meer goed genoeg is? Ooit luidde het spreekwoord: niet geschoten is altijd mis. Dus schoot je. En raakte soms zelfs wat. In de huidige realiteit geldt: Nét voorbij de roos is óók 100% ernaast. Je kunt schieten wat je wilt, maar het is óf succes óf falen. Ergens ertussenin telt niet langer.
En daarom heb ik mijn oude mantra maar weer uitgegraven. Enige jaren geleden had ik die in al mijn social media profielen staan. Het is een motto dat perfect weergeeft, dat ik tevreden wil (!) zijn met het tot nu toe bereikte. Dat ik waardeer wie en wat ik geworden ben en wat ik gedaan heb. Ook al is dat dan niet top of the bill, niet de perfecte prestatie of het ultieme goede. Het is een mantra die zegt dat een beetje minder óók nog steeds goed genoeg is. Dat ik niet memorabel hoef te zijn. Dat ik kies voor een gewoon goed leven in plaats van een bestaan met enkel hoogtepunten.
Ik hoef geen levenswerk achter te laten. Ik hoef postuum niet herinnerd te worden door mensen die er voor mij nooit toe deden. Laat mij maar gewóón zijn. Of gewoon zíjn. Ik wil weer terug naar de tijd waarin ‘gewoon‘ nog méér was dan slechts een stom stopwoord in een lap tekst. De tijd waarin ‘gewoon‘ gelijk stond aan ‘doorsnee’. En daarmee gelijk aan ‘goed genoeg’.
Wat mijn levensmotto dan is, vraag je? Nou, dit:
Rookworst zonder R is ook worst.
Feitelijker en duidelijker dan dat wordt het niet meer.
En dat vind ik, eerlijk gezegd, gewoon helemaal prima.