Ik heb de laatste maanden (jaren?) steeds vaker van die momenten waarop ik denk: op dít moment is alles goed.
Op dit moment heb ik geen pijn.
Op dit moment is er geen reden voor tranen.
Op dit moment heb ik lief en hebben anderen mij lief.
Op dit moment zou ik zelfs zomaar zorgeloos in slaap kunnen vallen.
Op dit moment zijn alle mensen die ik lief heb, naar omstandigheden oké.
Op dit moment zijn al mijn zorgen zo klein dat ik er niet aan hoef te denken.
Op dit moment gaat alles zonder al te grote moeite nog zoals het zou moeten gaan.
Op dit moment heb ik niet 12.568 dingen die ik nog móét doen, voordat ik kan doen wat ik wíl doen.
En dus doe ik wat ik wil.
Op zulke momenten sta ik tegenwoordig even stil. Omdat ik weet dat ik mij van dit ene moment zeer bewust moet zijn. Dat ik het moet koesteren. Want in een tel is zo’n moment weer weg en doemt er meteen weer een ander, beduidend minder goed moment op. Met een beetje pech zelfs een mokerslagmoment.
En soms, heel soms, zijn die goede momenten zelfs hele dagen. Goede dagen. Dan prijs ik mijzelf rijk. Want hoeveel van zulke goede dagen ga ik nog beleven? Wanneer valt dat zwaard van Damocles nu eindelijk? Wanneer zal alles definitief anders zijn? Instorten? Exploderen? Uiteenvallen? Imploderen?
Vandaag zat ik te werken met de deur naar het balkon naast me wagenwijd open. Een vogel – ik vermoed een doodgewone merel of misschien een spreeuw – deed zijn (haar?) best om het concert van zijn (haar?) leven te geven. Duizend tonen, gebundeld tot een grote chaos in dat minuscule keeltje. En ik vroeg me af wat zo’n vogel nu beweegt om zó vol overgave te fluiten. Zo’n klein beestje, zoveel lawaai, zo uit volle borst.
Het was prachtig, dat animale concert.
En ik wist: ook dit is een goed, memorabel moment.
