Ik had min of meer beloofd dat ik geen vervolgverslag zou leveren wegens TMI, maar ik ga mijn belofte mooi breken. Geef de schuld maar weer aan ’t immer zielenknijpende en doorvragende Facebook.
Ik heb mijn coloscopie inmiddels achter de rug. En het was me wat… Zoveel, dat ik er tóch lekker nog even over wil vertellen. Uit therapeutische overwegingen; hoe anders moet ik onderstaande verwerken?
—

De dag van het onderzoek ben ik het bitterzoutzuipen al – letterlijk – spuugzat, maar er moet nog een half litertje in. Ook dat kokhals ik dapper naar binnen en ren weer naar de plee. Mijn achteronderkantje brandt als een gek en na twee dagen niets eten (een beetje limo en wat gezeefde bouillon voor het nodige zout en de suikers) sterf ik van de honger. Heel mijn lichaam gruwt, gromt en grauwt.
Dan gaat de telefoon. Oei, dat nummer ken ik…
“Met Praktijk Zus-en-Zo, hallo mevrouw Bartels!”
Het zal toch niet hè? Gaan ze afbellen?
“U staat ingepland voor een coloscopie op 10 januari, maar ik bel u om…”
“Nee toch? Ik ben toch vandaag aan de beurt?” onderbreek ik haar, mijn hartverzakking negerende, en ratel verder: “We hebben afgelopen donderdag getelefoneerd dat ik al eerder, namelijk vandaag, kon komen, en nu heb ik die hele darmreiniging gedaan, dat was toch niet voor niks, mag ik hopen?”
“Oh… Even kijken. Oh ja! Nu zie ik het!” zegt de assistente ietwat ongemakkelijk, “Haha, sorry, ik had u nog niet van het terugbellijstje gestreept. Dan tot vanmiddag! En nogmaals excuus!”
Als ik niet al aan de race was, zou ik er spontaan van aan dunne geraken. Had ik toch even de stellige indruk dat ik die innerlijke grote schoonmaak helemaal voor niks doorgemaakt had…

Om half 16 sta ik al op de stoep van de darmendokterspraktijk. Te vroeg. Ze gaan pas om 16 uur open. Uit de blauwe lucht dwarrelen wat onverklaarbare vlokjes naar beneden en ik maak wat foto’s van Linz bij kou aan de Donau. Dan hobbel ik toch maar naar binnen, want koud.
“Ha, daar is de eerste al! Goedemiddag mevrouw,” begroet een jongeman mij. Tegenover mij staan drie (!) jonge, redelijk knappe, mannelijke artsen in medisch onderzoekstenue (je weet wel, blauw met groen en zo). Ik zou ’t er spontaan heet van kunnen krijgen. Maar daarvoor heb ik het te koud.
Ik check in, vul de vragenlijst in, zit een minuut of vijf te candycrushen in de wachtkamer en dan komt de opperdokter, de oudste van de drie, mij halen.
Hij monstert mij. “Wat komt een jonge deerne als u hier doen, als ik vragen mag?”
Ik kijk eens naar mijn drie inmiddels binnengedruppelde lotgenoten die vandaag ook voor een darmencheck ingedeeld zijn. Allemaal oude mannen, de jongste ergens midden zeventig, schat ik.
Dan kijkt de darmendokter op zijn datablad en roept verbaasd: “Huh? U bent al VIJFTIG? Da’s een foutje toch?” Nee sorry, geen foutje. Maar dank voor het compliment. En ik kom hier omdat u mijn darmen moet inspecteren. Wegens bloed in da poop, en zo. En een pa met darmkanker op jonge leeftijd, dat soort dingen. Hij snapt het: “Oké, dan maar meteen aan de slag!”
Joepie.
Onder het inspecterend oog van de drie heren mag ik stripteasen. Mijn shirt en beha mag ik gelukkig aanhouden, maar de rest moet uit. Ik geef voor de zekerheid nog even aan dat ik toch echt wel dat roesje wil.
“U zult slapen als een baby, mevrouw!” grinnikt de dokter, die me vervolgens vraagt wat ik voor werk doe. Terwijl een van de assistenten in mijn arm prikt, probeer ik uit te leggen dat ik zelfstandige tekstschrijver ben voor IT bedrijven. Technische shizzle en zo. En technische marketingdingen. En technische whitepapers…
“Aha. Wat interessant. Nu even op uw linker zij gaan liggen, mevrouw.” De tweede assistent helpt me. Kan ik best alleen, hoor, denk ik bij mezelf, maar dan voel ik hoe er een klodder gel in mijn anus gesmeerd wordt, geen idee door wie van de drie. Sjee, dit gaat wel heel erg snel allemaal… En hops, zit het roesje ook al in mijn arm. Verder vertellen lukt meteen niet meer; ik ben weg. Denk ik? Of toch niet? Het gekke is dat ik alles lijk te voelen. De koude gel in mijn achterste, de borende slang in mijn binnenste. En de hele procedure lang hoor ik mezelf kreunen en steunen.
“Mevrouw Bartels? Het is klaar hoor! U mag weer wakker worden!”
“Ben ik al,” grom ik.
“Mooi, dan gaan we u nu aankleden.” Kordaat pakt de jongeman mijn onderbroek, leggings en rokje. Ik word aangekleed. Door een man. En ik ben nog te dizzy om te protesteren. Wat een eigenaardige gewaarwording. Als laatste trekt hij me mijn laarzen aan. Rits dicht, klaar.
Dan mag ik rechtop zitten.
“Duizelig?” vraagt hij.
“Beetje. Maar heb ik nu echt de godganse tijd liggen kreunen?”
“Nee hoor, u was heel rustig, geen kik gehoord.”
Raar. Ik heb het gesteun binnensdrooms gehouden, blijkbaar.
Ik word naar een luie stoel in de uitslaapkamer gebracht. Een minuut of tien later staat de hoofdarts in de deuropening te grijnzen: “Nou, mevrouw, u heeft de darmen van een jonge meid! Maar ja, dat bént u ook, daar waren we het al over eens, nietwaar? In ieder geval: ze zijn prachtig. Helemaal niks mis mee.”
Ik stamel een bedankje en stommel naar het toilet, alwaar ik alle lucht die voor ’t onderzoek in mijn darmen geperst is, de vrije loop laat. Kan me niks schelen of de hele praktijk het hoort; de opluchting door de ontluchting is gigantisch.
Even daarna trek ik mijn jas aan bij de balie. De dokter komt nog even keuvelen: “Nog even iets meegeven voor de toekomst mevrouw: wordt u zo slank mogelijk! U bent natuurlijk al slank [ik ben helemaal niet slank, meneer], maar het kan altijd nog slanker!”
“Ik ben anders al dik 15 kilo afgevallen, hoor,” murmel ik, terwijl ik mijn sjaal om me heen sjor.
“Oh, u bént al op die toer? Heel goed! Vooral verder zo! Dag mevrouw!”
Lou has left the building.
Afijn, lang verhaal lang: ik heb prachtdarmen. Ik ben nog steeds mooi van binnen, yay! Ik heb niet eens aambeien (heb ik voor de zekerheid toch nog maar even nagevraagd). Waar die verontrustende symptomen dan vandaan komen, geen idee. Donderdag nog een nierenscan en als dat ook niks oplevert, dan wijt ik ook deze ellende maar gewoon weer aan de overgang.
En ik zal nu kappen met die van TMI doorspekte verhalen. Erewoord van een jonge deerne.